Abt Henry Vesseur: kwetsbaarheid en heling

In Doetinchem ligt een van de mooiste kloosters van Nederland: de Sint Willibrordsabdij. Mooi in de zin van een fijne sfeer zowel door de mensen als het gebouw en de omgeving. Een plek die ik ken van meditatieweekenden in het bij het klooster horende Stitltecentrum Betlehem. Br. Henry Vesseur ken ik als gastbroeder daar. Ik vind het altijd leuk om een naamgenoot te ontmoeten. Henry zijn naam spreek je echter op z’n Frans uit (‘Hanry’) door zijn oorspronkelijke afkomst vanuit de Hugenoten. Hij is sinds kort abt van het klooster en ik vind het heel bijzonder om hem te mogen interview in het kader van Quality of Life. Een openhartig gesprek met kwetsbaarheid die je raakt, van je zwakte je sterkte maken en over heling. 

De abdij is een bijzondere plek maar het was helemaal niet de intentie om dit permanent te houden?
Dit gebouw niet, nee. Toen ze begonnen waren ze met 13 monniken. Ze kwamen uit een abdij van 100 en hadden toen op hun netvlies staan ‘een echt klooster dat is groot’. In 1948 was er gewoon geen denken aan, er waren geen middelen, financieel niet, maar ook bouwmateriaal was er bijna niet. Dus ze hadden de grond met veel moeite kunnen kopen van de staat: 60 hectare. Toen hebben ze gedacht ‘we gaan het faseren, we beginnen met wat we later als bedrijfsgebouwen gaan gebruiken, daar gaan we dan maar eerst wonen en dan kijken we later wel verder en dan bouwen we op de akker daarachter de abdij’. Daarom ligt de begraafplaats ook zo ongelofelijk ver weg omdat dat het gepland was bij de absis van de kerk, aan de achterkant van de abdijkerk. Dat was eigenlijk een beetje de gedachte, het plan, en nou ja, dat is op zich natuurlijk heel wijs geredeneerd ‘we gaan eerst maar gewoon zorgen dat we hier een dak en behuizing hebben en van daaruit werken we dan verder’.

Het was 1948 toen ze begonnen en dat was natuurlijk na de Tweede Wereldoorlog. Doetinchem was gebombardeerd en er moest heel veel gebouwd worden aan huizen dus bouwmateriaal was er niet. Althans niet die ook voor huizenbouw geschikt was. Dus we kregen geen bakstenen, we kregen geen hout. Dus we moesten zien dat we zelf aan spullen kwamen. Dus die muren hier [de binnenmuren] dat zijn gewoon straatklinkers en de buitenmuren dat zijn kloostermoppen. Dat zijn stenen die ook niet voor huizenbouw geschikt waren. Dus daarom zit ook in de kapconstructie van het huis geen hout. Zoals de plafonds zijn dat allemaal holle bouwstenen. Ze hebben dus eigenlijk kleine muurtjes, panelen ervan gemetseld en die gewoon als vloer en dakpanelen naar boven getakeld en aan elkaar gesmeerd. Daar zit bewapening in van de spoorbrug van Arnhem. Dat hebben ze allemaal recht kunnen trekken hier in de tuin van het kasteel [Kasteel Slangenburg dat vlak bij de abdij ligt en waar de monniken eerst tijdelijk woonden en werkten voordat de abdij gereed was]. Dat zit dus in de constructie van het gebouw. Dus eigenlijk een beetje een gerecycled huis kun je zeggen op die manier.

Al het hout wat je hier ziet: er zitten ijzeren balken achter, onder en in. Dat is later gewoon betimmerd met hout en die deuren en al dat, dat komt allemaal hier uit het bos. Dat hebben ze in de loop van de jaren uitgedroogd. Dat hout moest eerst gekapt, gedroogd en dan later bewerkt worden. Hier moesten natuurlijk ook voor het gebouw bomen gerooid worden dus dat hout hadden ze toch. We hadden toen al de beperking dat het een natuurgebied was en dat het niet hoger mocht zijn dan de bomen. Dus er zit maar één etage op. Dat zijn eigenlijk allemaal factoren geweest die bijgedragen hebben dat het is geworden zoals het is. De bouw heeft vier jaar geduurd. Dat hebben ze ook zelf moeten doen omdat er geen geld was om het te laten doen. De monniken hebben dus zelf metselles gekregen.

Tijdens die vier jaar waren al ontwikkelingen gaande binnen de kerk in Nederland. Ook een terugloop in het aantal monniken. Het aantal religieuzen in het algemeen werd minder. Dus men begon eigenlijk al een beetje de voortekenen te zien. Heel die grote uitbloei van voor de Tweede Wereldoorlog van kloosters dat begon eigenlijk al te tanen en toen heeft men al gemeend van we gaan de bouw hier toch wel weer een klein beetje opsieren zodat het ook langere tijd als klooster kon functioneren. Vandaar ook de kerk die als wasserijhuis zou gaan functioneren later. Nu ja, het is een kopie van een Romaanse kerk uit Frankrijk.

Adbij SlangenburgDus daar zie je ook al (het is in 1952 afgebouwd) dat men het eigenlijk toen al ging aanvoelen. Verder is er natuurlijk nog geen rekening gehouden met de muurtjes: dat zijn allemaal halfstenen muren. Dus geluidisolatie was er niet. Warmte-isolatie nog minimaal. Toen waren de eisen nog niet zo hoog. Men was allang blij dat het een beetje warm werd. Er zat een hele oude fabrieksverwarming in. Dat was een grote buis die door het huis ging en hier en daar convectoren erin of later radiatoren eraan gekoppeld. Op zich was het een vrij primitieve zaak. Bijvoorbeeld: de plavuizen van de vloer liggen gewoon in het zand. De laatste jaren zijn er ook problemen mee gekomen in de gang. Dat het gaat zakken omdat het zand begin in te klinken. Dat zijn allemaal dingen waar geen rekening mee is gehouden. Bijvoorbeeld: de verlichting, de elektriciteit was afgekeurd vorig jaar. Dus we hebben het afgelopen jaar een hele verbouwing achter de rug om eigenlijk weer een beetje bij de tijd te komen.

De kamers zijn eigenlijk allemaal een beetje hokkerig, klein. Dus er kan net een bed in maar een bed van 2 meter 10 kan er al niet meer in want dan kan de deur weer niet open. Dus is het allemaal heel erg in elkaar. Jaren ‘50 zal ik maar zeggen comfort. We hadden natuurlijk wat achterstallig onderhoud. Dat hebben we dus afgelopen jaar weggewerkt en tegelijkertijd gekeken naar hoe kunnen we energieneutraal worden: zonnepanelen, houtstook hadden we al voor de verwarming maar dat is ook uitgebreid, nieuwe isolatie, de oude was afgekeurd door de brandweer. Dus we zaten ook op allerlei punten voor een ingrijpende aanpassing van het huis. Dat is nu afgerond. Dus dan kunnen we nu de komende 20, 30 jaar vooruit.

Als je dan kijkt naar de kerk: het heeft zo’n mooie, intieme sfeer. Zo bijzonder. Heel anders dan in andere kloosters. Ik weet niet hoe je dat moet omschrijven maar het raakt me altijd zo
Dat is het voor mij ook en ik hoor het van anderen ook. Ja, zo is de werking. Dat is een groot geschenk dit huis. We hebben er juist heel veel geluk mee gehad in de afgelopen 20 jaar toen we met een hele kleine groep waren eind jaren ‘90. Kijk, alle kloosters hebben nu te lijden van de grootte, van de omvang. Dus kleine gemeenschappen is gewoon de trend nu maar in een veel te grote jas. De Trappisten van abdij Sion in Diepenveen zijn dus ook vertrokken, hebben het huis verkocht. Dat is voor 80 man gebouwd en ze zaten er met z’n achten. Dus ik bedoel je verdrinkt en het is zo deprimerend. Je stookt, je moet alles verwarmen of het verkommert en het wordt vochtig. Het gebouw gaat onder je ogen ten gronde. Dus om daar nog een volwaardig kloosterleven  mee te leiden dat is bijna niet te doen.

Dus we zijn ontzettend gezegend met dit huis. Het is op mensenmaat. We zijn eigenlijk alleen maar blij dat het oorspronkelijke plan nooit verwezenlijkt is van heel groot want daar hadden we nu last van gehad. Maar goed, we hebben toch nog wel een flink huis. Het oogt wel vrij klein, maar het is vrij uitgestrekt. Het mooie is dat het een eenheid is, het is één geheel. Er is toen ook nog een bedrijfsgedeelte bij gekomen: een boerderij met de werkplaatsen. Dat is ons gastenhuis geworden, het stiltecentrum. Dat alles bij elkaar is toch nog een behoorlijk oppervlak en doordat het zo mensenmaat is, is het toch te bewonen zonder dat je erin verdrinkt of elkaar niet meer ziet. Tegelijkertijd is het niet te klein zodat je voortdurend elkaar op de lip zit. In die zin een geluk bij een ongeluk zou ik bijna zeggen.

De laatste dienst die er ’s avonds is [de completen] wordt afgesloten met het Marielied en dan gaat het licht uit… ik moet zeggen dat is Hemel op Aarde
Ja, dat spreekt wel een beetje tot het gemoed. Bij de stiltezoekers is het altijd het hoogtepunt. Kijk voor ons is het natuurlijk een dagelijks ritueel dan beleef je dat toch ook weer anders maar ik kan me voorstellen dat je dan zo geraakt wordt. Symbolisch natuurlijk ook voor het slapen gaan. Ook voor het hele leven. Er zit wel iets achter. Ik vind het wel weer bijzonder, indrukwekkend ook dat dit opgepikt wordt door mensen die helemaal niet religieus geïnteresseerd zijn maar dan toch geraakt worden door de intimiteit en ook wel de symboliek want uiteindelijk gaat het over leven en dood. Dat is toch iets waar we allemaal, gelovig of niet, mee te maken krijgen. Ja, dat vind ik ook wel weer een mooie manier van evangeliseren, van het overdagen van een bepaalde waarde, van een kijk op het leven.

Misschien ook wel omdat de Benedictijnen heel erg gericht zijn naar Jezus Christus en dat Maria daar dan naar voren komt?
Ze is de Moeder van Jezus. De devotie van ons is ingekaderd in een groter geheel van Christus als de Zoon van God die mens geworden is door Maria. Dat vind ik het mooie van de Benedictijnse spiritualiteit in dit oogpunt: het wordt er niet uitgelicht maar Maria is een onderdeel van een groter geheel om het zo te zeggen. Ze krijgt wel de plaats en dus ook de verering die haar toekomt. Het spotje dan: we lichten haar even uit maar ze is er altijd. Het beeld staat er de hele dag.

 

Henry je bent nu abt geworden echter ik ken je nog als gastenbroeder. Dit is natuurlijk ook wel een grotere verantwoordelijkheid?
Bij de installatie krijg je de sleutels van het huis dat is wel heel ingrijpend dan. Ik woon, werk hier al 16 jaar. Ik heb veel ook aan het gebouw gewerkt, voor de gasten, de laatste jaren met de verbouwing een rol gespeeld, de abdij gerepresenteerd op allerlei manieren. Het is mijn huis maar nu is het op een andere manier van mij. Je krijgt letterlijk de sleutels in handen. Ik moet nu beslissingen nemen. Mijn handtekening gaat nu onder brieven en documenten en daarmee is het dan ook beklonken. Daarmee is het dan ook wel eventjes zo van ‘wauw’. Aan de andere kant is het ook heel vertrouwd. Het is heel merkwaardig, ik kan het heel moeilijk uitleggen, althans zonder dat het misschien wat arrogant klinkt, maar het is door al de jaren dat ik hier ben zo gegroeid met het huis en met de gemeenschap.

Ik hoef het niet alleen te doen dat is ook wel weer prettig. Je zit gewoon in een rijdende trein. Dus alleen ik zit nu aan het stuur. Ik zat eerst in de coupé om het beeld maar te gebruiken. Misschien is de trein wel een goed beeld want de rails ligt gewoon vast en een machinist heeft niet zo heel veel te doen, ja goed opletten. Die rails brengen je naar het volgende station. Er  zijn natuurlijk de wissels en daar moet je af en toe goed over nadenken. Maar ook die worden vaak van bovenaf bestuurd, op afstand.

We zitten in een traditie. We hebben natuurlijk de Regel van Benedictus en het Evangelie als leidraad en ook in de gemeenschap beslissen we samen dus niet alleen de abt. Ik heb wel een eindredactie en ook wel degene die zegt ‘we gaan het doen.’ Dus ja, het voelt niet als een soort kramp of een last. Heel harmonisch vind ik zelf. Vooralsnog hoor; het is nog allemaal vers. Maar goed, ik ga toch al 36 jaar mee in dit leven dus wat dat betreft heb ik ook al wel het een en ander meegekregen in die keuken en kunnen kijken in de afgelopen jaren, decennia. Maar het is natuurlijk wel waar: de verantwoordelijkheid is nu groter.

Indertijd dat ik met Raoul [Raoul Destrée, zenleraar in Den Haag] kwam, dacht ik al dat je de abt was
Ja, dat waren er wel meer.

Een soort natuurlijk zijn
Dat zal met een bepaalde uitstraling te maken hebben. De toekomst zal leren of ik een natuurtalent ben!

Met betrekking tot de verantwoordelijkheid (dat wist ik niet maar dat las ik op jullie site) is de abt de vertegenwoordiger van Jezus Christus. Dat is wel een grote verantwoordelijkheid?
Ja dat is het absoluut. Dat is ook vanuit het denken vanuit het Evangelie zelf: Jezus die Petrus aanstelt. Dus het zit een beetje in die lijn. Dat Christus voortleeft in de kerk: plaatsbekleder klinkt misschien een beetje ouderwets, een soort vice-voorzitter, vice in de zin van het Latijns ‘neemt de plaats in van’. Dus dat is het eigenlijk gewoon: Christus is degene die de communiteit leidt door een soort plaatsvervanger. Dit borstkruis symboliseert dat natuurlijk ook. Het is een insigne maar het is ook iets van:  ikzelf sta onder het kruis. Het is niet zo van ‘ik ben Christus’ maar ‘Hij in mij’. In die zin is er voor mij een appél om diepgaand en ook voortdurend af te stemmen op Christus door het gebed, door een intense relatie ook te onderhouden met Christus. Niet zo van ‘God In Frankrijk’ ofzo maar ik ben degene die in Zijn Geest moet handelen.

Ik heb in mijn ring laten zetten de tekst uit de Regel van Benedictus ‘Niets dierbaarders dan Christus’, ‘Nihil Carius Christo’. In hoofdstuk 5 van de Regel van Benedictus gaat het over de gehoorzaamheid en dan zegt hij dat ‘de gehoorzaamheid past bij iemand die niets dierbaarders kent dan Christus’ en daar bedoelt hij de monnik mee. Dat heb ik altijd een hele mooie definitie gevonden van de monnik. In carius zit echt het woordje van liefhebben. Dat je echt ook een intimiteit met Christus beleeft en dus met een voorliefde: niets dierbaarders dan Christus. Er is geen ander in mijn leven. Dat heeft ook met mijn keuze te maken als monnik: niet gehuwd. Dus er is maar één liefde in mijn leven. Dat heb ik nu ook ervaren, juist als abt. Het is van nog veel groter gewicht omdat de Regel zegt: in het geloof wordt de abt gezien als de plaatsbekleder van Christus. Dus die identificatie: je kan er heel lang over nadenken dan wordt het bijna ondragelijk. Ik moet het natuurlijk ook een paar keer voorlezen en hoor ik het een paar keer per jaar en dan denk ik ‘oeh, ja’. Dus daarom moet de abt ook voortdurend bewust zijn dat hij verantwoording moet afleggen voor Christus.

Dat is natuurlijk ook niet voor niks: er zijn misstanden genoeg aan te wijzen in de kerk en ook in kloosters waarvan je denkt ’hoe is het mogelijk?’. Het is mogelijk omdat mensen soms die relatie met Christus uit het oog verliezen en naast de schoenen gaan lopen en inderdaad denken dat ze zich alles kunnen permitteren. Terwijl het juist is ‘nee, het gaat niet om mij!’. Het is als het dragen van het borstkruis van mijn voorgangers. Het is niet iets wat ik zelf maak, ik heb het gewoon overgedragen gekregen. Het is ook in die zin traditie dat je je beseft ‘vandaag ben ik het en morgen is het een ander’. Er hangt straks een portret van je aan de muur omdat je ooit een abt bent geweest maar uiteindelijk val je weg achter dat grote mysterie van Christus door de tijd heen en dat probeer ik ook in mijn beleid en de omgang met de broeders en het beheer van het kloostergoed me steeds bewust te zijn.

Je geeft ook ergens in een ander interview aan: heling is heel belangrijk. Is dat ook de verbinding met Christus? Zit daar de heling in?
Toevallig ging net in de Eucharistie daar ook een lezing over. Meteen al vanaf zijn eerste openbare optreden zien we dat Jezus mensen geneest. Dat Hij mensen heelt: fysiek maar psychisch natuurlijk ook. De verhalen van uitdrijving van boze geesten zouden we kunnen uitleggen als hulp aan psychiatrische patiënten. Het gaat over heling op alle niveaus in het Evangelie: Christus de Heiland. In de term zit al het woordje ‘heil’. Dat duidt er al op: heling en heil en dat gaat over spiritueel heil. Het gaat over meer dan alleen maar het lichamelijke. Uiteindelijk is het de hele mens.

De menswording van de Zoon van God, Christus, die mens wordt zoals wij, heeft door die lichamelijkheid in zekere zin ook ons lichaam opgenomen in het Goddelijke. Het wordt dan in de liturgie de Wonderbaarlijke Ruil genoemd – de kerkvaders noemen het zo – dus het is: God wordt mens opdat de mens God kan worden. Dus er zit die verbinding. Christus is een verbinding: niet alleen van boven naar beneden maar ook van beneden naar boven. Dus die wederkerigheid of die dubbelheid die zit ‘m ook daarin. Ook onze liturgie heeft die dubbelheid.

Benedictus noemt het Opus Dei, het werk Gods. Ook als constructie, grammaticaal gezien (genitivus objectivus), zit daar een tweeheid in: er zit werk van God wat wij doen, zo lees je het in eerste instantie, het is een portie Psalmen waar we dan zoveel per dag van doen. Dat is ons werk, dat doen wij, daar zo zijn we voor, zes keer per dag in ons geval. Maar dat is ook een werk voor God: Opus Dei. Het is een werk wat wij voor God doen. Maar je kunt het, en zo moet je het ook zien, het is ook werk van God. Het is ook wat God aan ons doet door het gebed. De liturgie, de eredienst, die wij vervullen, uitvoeren, is een ontmoeting met God, met de levende God. Het is dus niet alleen maar van ons zijn naar boven maar het is ook van boven naar beneden. Er gebeurt ook heil in de zin van die Psalmen gaan door mij heen. Benedictus zegt (dat vind ik eigenlijk de kern van onze spiritualiteit) in een hoofdstuik over het zingen van de psalmen dat ons hart in harmonie moet zijn met onze stem. Meesterlijk vind ik dat.

Die stem dat is wat ik bid, hardop zeg, wat ik mediteer, hardop zing, dat is de stem. Dat is eigenlijk het liturgische gedoe zal ik maar zeggen met woorden en gebaren maar ook letterlijk in mijn mond heb. Hij zegt: daar moet je hart mee in harmonie komen. De Psalmen dat is voorgegeven, dat is een boek, boekwerk, dat zijn woorden, teksten die zeg ik hardop dus dat wordt een stem maar uiteindelijk is dat niet alleen maar ‘kwak, kwak, kwak’ van ik moet iets doen want er staat een portie gebed te doen, nee, je hart moet daarmee in harmonie komen. Dus van buitenaf komt er voedsel, komen er teksten naar binnen en die moeten hier [in het hart] iets gaan doen met mij. Dus ik moet omgevormd worden.

Dan heb je ook weer het mysterie van menswording: Gods liefde wordt mens in Christus en komt naar deze wereld maar dat gebeurt dus nog steeds in de mate dat ik door het koorgebed met name ook in contact kom met het Goddelijke dat bezit kan nemen van mij. Dus het is zoals met mediteren en de ademhaling. Dat ritme van ‘ik haal adem’ dus van buitenaf komt er zuurstof in mijn lijf en daardoor kan ik leven. Zo is het ook spiritueel gezien. Het Christendom is een openbaringsgodsdienst zeggen we: God komt naar mij toe. Ik fantaseer niet, ik verbeeld me het niet, nee, het is een gegeven, God komt naar mij toe en het is aan mij om me te openen. Dus die ontvankelijkheid, waarmee onze kloosterregel trouwens ook begint: ‘luister, luister mijn zoon’.

Pater Helwig had het bij de meditatie altijd over het schotelbewustzijn en dat je dus zo zit, leeft, dat die zender God mij kan bereiken. Dus die ontvankelijkheid dat is wat ik doe. Dat is precies wat Benedictus zegt dat je hart in harmonie moet zijn met je stem. Dat ik gewoon luister met mijn hart en me laat in-formeren. Mij ook laat transformeren waardoor ik mee ga resoneren. Mijn hele leven wordt dan als het ware een antwoord.

Dus daar gebeurt heling. Mijn hart is natuurlijk ook bepaald door mijn opvoeding. Mijn hart is groter dan alleen maar dat orgaan. Dat heeft met heel mijn gevoelsleven te maken. Mijn denken en voelen zijn getraumatiseerd op een of andere wijze. De catechismus van de Katholieke Kerk zegt het al meteen als het gaat om het bidden. Het eerste woord wat wij in gebed leren is ‘Onze Vader’. De catechismus zegt dat aan ‘vader’ kleven al heel veel begrippen, trauma’s. Gewoon psychologisch gezien en dat is een realiteit: er is geen volmaakte vader. Dus daar moeten we ook niet gek over doen of verbaasd over zijn, nee, dat is gewoon de ervaring.

De eerste vier levensjaren die zijn fundamenteel voor iedere mens en als je daar tekort bent gekomen aan liefde dan heb je dat omgezet in een overlevingsmechanisme. Dat is voor iedereen anders maar uiteindelijk zit er ook heel veel vergelijkbaar in met name ook de relatie vader-moeder wat natuurlijk wezenlijk is. As je al begint met ‘Onze Vader die in de Hemel is’ en als kind heb je maar één referentiekader en vader dat is papa. Dat is die papa die mij op de wereld heeft gezet en als dat natuurlijk een hele lieve papa is dan heb je heel veel geluk maar er is geen volmaakte papa op deze wereld. Dus hebben we ook allemaal geleden. Door die verwonding hebben we in ons leven ook keuzes gemaakt die ons weggevoerd hebben van ons diepste wezen van wie ze zijn. Dus de heling bestaat er ook in dat we terugkeren naar wie we werkelijk zijn naar het kind van God.

De ervaring voor mij is dan geweest van wat Paulus in de Efeziërs brief zegt in het eerste hoofdstuk dat ‘God ons voor de grondlegging van de wereld heeft bemind in Christus’. Dus dat nog voor onze zeg maar biologische menswording zijn we al door God gewild. Hoe traumatisch mijn levensbegin of levensloop ook geweest is: er is een onvoorwaardelijke liefde aan vooraf gegaan die mij op deze wereld gewild heeft. Dat ik door het leven gekwetst ben, dat ik gekwetst ben door allerlei omstandigheden dat is een ander verhaal. Dat mag ik God niet in de schoenen schuiven maar dat is doordat anderen hun verantwoordelijkheid niet hebben genomen en ik uiteindelijk daardoor keuzes heb gemaakt die in strijd waren met mijn diepste wezen. De heling van het geloof bestaat erin dat ik kom bij wie ik bedoeld ben als baby. Dat ik degene word die ik ben en dat ik terugkeer naar mijn ware identiteit. Dat is een proces.

Het leven zoals Benedictus dat in het kader van het Evangelie mogelijk heeft gemaakt door zijn kloosterregel is voor mij eigenlijk de weg naar genezing geworden. De abt heeft daar een belangrijke rol in. Benedictus heeft het er letterlijk ook op een bepaald moment in de Regel over dat de abt als de goede herder voor zijn monniken moet zorgen maar ook als een goede arts te werk moet gaan. Hij heeft er dan ook voorbeelden van: je moet soms pijn doen om dingen te genezen. Zachte heelmeesters, zegt men, maken stinkende wonden. Hij heeft het in een voorbeeld over de amputatie. Als er een lid van de gemeenschap echt niet wil veranderen dan moet hij weg. Dan moet de abt het amputeermes gebruiken.

Er zitten heel veel verwijzingen in. Bijvoorbeeld ook dat Benedictus zegt dat de abt ook zal worden beoordeeld bij het laatste oordeel over zijn zorg voor de zieken, ook echt de zieken in huis. De abt is uiteindelijk dé ziekenverzorger van het klooster. Dat mag hij niet verwaarlozen. De zorg, de aandacht voor de lijdende broeder. Ook het geestelijk vaderschap dat zich dan daarin ook inderdaad manifesteert dat je léven doorgeeft. Je wordt ook abt genoemd. Het woord abt komt van ‘abba’: vader. Benedictus zegt: je wordt genoemd met de Naam van God. Benedictus zegt dat Christus de abba is. Dus voor Benedictus is Christus: Vader en Zoon in één. Dat klopt ook wel. Jezus zegt ‘ik en de Vader wij zijn één’. Dus voor Benedictus is de abt eigenlijk de icoon van de Vader in die mate dat Christus  beeld van de Vader is.

In de gemeenschap is dus de abt de abba, de vader, die dan dus ook verantwoordelijk is voor het leven wat in de gemeenschap wordt geleefd, die het leven doorgeeft, het leven ook mogelijk maakt. Maar dat betekent ook het vaderschap van de grenzen zetten en dat hij in dit geval ook helend is zoals God zelf helend is in onze wereld gekomen door Christus. Dus het Woord geneest doordat we het tot ons nemen en ons daardoor laten hervormen en informeren vooral in de zin dat God Liefde is.

Het hoofdstuk over de goede werken van Benedictus, hoofdstuk vier van de regel, dat eindigt met allemaal deugden en dan eindigt het van dat we nooit aan Gods barmhartigheid moeten wanhopen. Dat is eigenlijk een soort slotvers. Dat is de fundering van: wat er ook allemaal gebeurt in je leven uiteindelijk dus nooit de moed opgeven. De barmhartigheid heeft ook alles te maken met heil, met genezing, met zorg die zich vertaald in mensen te laten leven. Het leven door te geven en dat mensen kunnen ópleven. Dat is in de term van het Evangelie: de opstanding van Christus. De dood is onze eindbestemming als mens. De algehele opstanding dat is de ultieme genezing waarin de dood overwonnen wordt. Die opstanding begint al voor ons sterven. Het geestelijke leven, de spirituele groei is een voortdurend sterven en uit de dood opstaan. Ik heb ook mijn crisissen gehad. Uiteindelijk zijn het dan een soort van aporieën waarin je denkt ’eindigt mijn leven?’, ‘heb ik geen perspectief meer?’, ‘zit ik echt aan de grond, in de put?’ en dan komt er toch een ladder waardoor je er toch uit kunt.

Die opstanding dat is eigenlijk een vooraf, een voorproef van de uiteindelijke verrijzenis. Wat Jezus zegt tegen mensen van ‘volg Mij’ impliceert het loslaten van vader en moeder. Letterlijk zegt Hij ook ‘vrouw, kinderen, huizen, akkers’. Dus alles wat ons hecht aan het aardse of dat materieel is of relationeel maar alles wat dus een totale eenwording met God in de weg staat dat los te laten. Dat is ook doodgaan. In de zin van ‘aan den lijve voelen’. Dat je alleen blijft bijvoorbeeld in mijn geval maar ook dat ik geen eigendommen heb, bij testament afstand doe van alles wat ik ooit zou kúnnen krijgen zelfs. Maar ook dus zegt van ‘ik blijf ongehuwd’ en in de zin van ik woon in een huis wat van mij is en ook weer niet. Die onbezorgdheid, een soort onvoorwaardelijkheid ook in het antwoord van ‘ik heb geen achterdeurtje’. Dat heb je natuurlijk altijd en daarom blijft het voortdurend, dat is de groei, los komen van al die gehechtheden, zekerheden die we zoeken.

Het geloof dat weten we wel maar als puntje bij paaltje komt… ik zat zet nog te denken: ik las toevallig over Christenvervolging in de wereld, nou Open Doors heeft het net weer in kaart gebracht. Het wordt steeds moeilijker voor heel veel Christenen in heel veel landen. Er zijn er dus al het afgelopen jaar meer dan zevenduizend gedood. Ik bid er wel voor maar ja stel dat er straks iemand voor me staat met een mes en ik draag mijn habijt en borstkruis om mijn hals. Dan kan ik niet meer zeggen ‘ik ben geen Christen meer’. ‘Of ik dat wil afleggen, mijn geloof afzweren?’ en dat wil ik dus niet maar dat kost me dan wel mijn leven. Zou ik dat kunnen? Oog in oog met die ultieme getuigenis wat zou ik dan geven? Ik heb er foto’s van gezien van Christenen in Syrië en Irak die dan inderdaad aan hun voeten worden opgehangen en onthoofd.

Dan denk ik ‘ja, wie ben ik hier in Slangenburg? ik heb m’n natje en m’n droogje, het gaat allemaal prima, ze komen je hier interviewen en je wordt overal gewaardeerd’. Nee, de werkelijkheid kan zomaar anders zijn. Heb ik dan zoveel kracht nog over in mij dat ik denk dat heb ik er dan voor over of sla ik op de vlucht of denk ik ‘dan maar geen Christen meer in ruil voor nog wat langer te mogen leven?’. Dat zijn best wel vragen die ik mezelf dan ook stel. Hoe onvoorwaardelijk is mijn liefde voor Christus en mijn gave, zelfgave, laat ik maar zeggen als monnik.

Ik heb ook veel broeders zien sterven. Door ouderdom maar ook door vervelende ziektes. Ja, daar komen ook vragen van ‘waarom ik?’ en ‘waar is God?’ en ‘waarom, waarom, waarom, waarom?’ en dan haken al heel veel mensen af ‘God moet ik dat niet doen?’ Dus over heling gesproken dan bedoel ik dus inderdaad ook het hele groeiproces van Christen zijn en Christen worden, monnik zijn en monnik worden, mens zijn en mens worden. Maar dan mens zoals God het bedoeld heeft. Dus inderdaad van een innerlijke genezing.

Is dat ook dat je zwakte je sterkte moet zijn?
Dat is ook de aanvaarding van mijn broosheid, menszijn. Dat per definitie dus eindig is. Die eindigheid manifesteert zich natuurlijk in allerlei aspecten van mijn leven: niet alleen fysiek maar ook in mijn karakter, mijn genot. Dus dat mijn onvermogen, mijn zwakte, mijn onmacht, wel ter goede wil is maar ‘ik kom maar niet tot de goede daad’ zegt Paulus. Dus die intentie kun je wel hebben maar het komt er niet uit. Door wat voor reden dan ook. Dat is niet altijd moreel bepaald maar dat kan inderdaad ook gewoon psychologisch zijn. Ik heb geleerd dat ook de overgave aan Gods leiding daarin wezenlijk is.

Ik heb heel lang, zeker de eerste tien jaar van mijn kloosterleven, en dat steekt nog voortdurend de kop op, toch een soort van intentie gehad van ‘ik ga iets voor God doen’. Dus zo van: ‘ik ga die keuze maken’. Ik heb best wel moeten vechten (ik was weliswaar volwassen toen ik intrad) maar mijn ouders waren er heel erg op tegen. Dus ik heb emotioneel heel veel moeten doen om anderen te overtuigen van de juistheid van mijn intreden in het klooster. Ik wilde graag mensen overtuigen om te laten zien ‘zie je wel: ik heb de goede keuze gemaakt en ik ben hier gelukkig en ik bén hier gelukkig!’ met de tanden op elkaar en niet laten zien dat het gewoon hartstikke moeilijk was. Dat ik soms heel erg ongelukkig was, dat ik voor mezelf soms niet wilde zien. Totdat ik na tien jaar gewoon echt helemaal aan de grond zat, overspannen raakte, hyperventilerend en niet meer slapen en niet meer bidden kon en toen moest ik op vakantie.

Nou dat was vloeken in de kerk. Een monnik op vakantie dat was natuurlijk de ultieme contradictie. Dan was je gewoon eigenlijk een mislukkeling. Althans dat gevoel kreeg ik er dan bij. Ik kwam in een klooster terecht in Bretagne waar ik me ontzettend welkom voelde. Zo werkt het dan ook weer (zo werkt God moet ik zeggen) dat ik één van de monniken min of meer toegewezen kreeg als geestelijk begeleider. Dat is echt een Godsgeschenk geweest. Die man heeft mij op dat moment de juiste manier, de juiste woorden, juiste gevoel gegeven, teruggegeven ook. Laat ik het samenvatten met: overgave, het inzicht gekregen van dat God iets aan mij wilde doen en dat niet Hij zat te wachten op wat ik voor Hem zou doen.

Dus dat ik in die zin mezelf in de weg zat en dat kom je natuurlijk vaker tegen: we zijn vaak zo druk bezig om alles naar onze hand te zetten, dat manipulatieve, ook in de relatie met God, dus wij zetten de piketpaaltjes uit en vragen dan een soort leven waarvan we denken ‘nou dat kan ik wel en dan loop ik geen blessures op en dan laat ik net niet teveel van mezelf zien want dan word ik er op afgerekend dus dat wil ik veiligstellen’. Maar we kijken natuurlijk op naar een gekruisigde die daar in al zijn kwetsbaarheid hangt en niet als een object maar als een getuigenis van ultieme kwetsbaarheid. Dat is natuurlijk uiteindelijk ‘naakt voor God te staan’ als een sterkte, als een getuigenis van ’ik word gedragen’ in die zin van – hoe zeg ik dat – beeld wat ik bij de mystici ook wel tegenkom dat is de emmer.

Dat zegt een Duitse mysticus, Meister Eckhart, ook: ‘wij moeten vervuld worden door God maar dat betekent dat die emmer van ons leven eerst leeg moet zijn want als het er boven moet dan gaat het er overheen’. Dus we moeten eerst tot onze eigen bodem eigenlijk ‘uitgebaggerd’ worden zodat wij met Gods volheid kunnen worden gevuld. Dus dat vat blijft er wel maar dat moet ontdaan worden van het ego. Wat natuurlijk in de meditatie wordt gepropageerd en uiteindelijke beoogd. Binnen de zen ook: het stilleggen van je ego is één van de drie grondhoudingen: het stilleggen van je denken, het stilleggen van het doen en het stilleggen van je ego. Ook voor ons als monniken blijft dat natuurlijk een levenslange uitdaging. Dus ja, die zwakte dat is precies dat. Die kwetsbaarheid van dat alle maskers afvallen. In het klooster is dat natuurlijk: je kent elkaar door en door. Je maakt elkaar gewoon niets meer wijs op een gegeven moment. Dus dat maakt je ook heel kwetsbaar.

Dat je daar dus niet op afgerekend wordt wat natuurlijk vaak wel gebeurt naarmate wij onze kwetsbare kanten laten zien. Kijk maar naar de media: daar worden mensen gewoon genadeloos op afgestraft en soms terecht natuurlijk als het slecht is. Dus in dit geval vanmorgen: hebben ze dus ontdekt dat Geert Wilders een anoniem twitterprofiel bleek te hebben waarin hij dus ook Kim Holland volgde. Dus die staat nu letterlijk voor aap. Geile Geert wordt ie al genoemd. Dus die moet nou gewoon met blozende wangen zeggen van dat ie het vervelend vindt dat het ontdekt is.

Zo staan we dus ook voor God en we hebben niks te vertellen en alles komt aan het licht zegt Jezus ook. Maar goed, als je een zuiver hart hebt en daar zetten wij natuurlijk op: met een zuiver hart hoef je niks te schamen. Je hebt niks te verbergen. Wat een vrijheid is dat. Je hoeft niet anoniem je te verschuilen achter allerlei accounts, of weet ik veel wat, maar gewoon zeggen ‘ik ben wie ik ben’ en ‘what you see is what you get’ zeggen ze dan. Dus is het gewoon: dit is het. Om heel concreet te zijn: we hebben hier de hulpfolder over fondsen en daarin hebben we ook heel bewust openheid van zaken gegeven over onze financiën. Er zijn broeders die zijn daar heel erg door zijn geshockeerd ‘moeten we dat nou doen?’. Ik zeg ‘dat heet nu transparantie’, ‘Dan weten ze dat het 1,5 miljoen heeft gekost!’. Ik zeg ‘zo wat? we hebben het toch aan een goed doel uitgegeven’, ‘maar…’, ik zeg ’dat is nou de nieuwe tijd, dat is wat we nu willen’ en dan moeten we daar ook zelf het voorbeeld in geven maar ook dat ik natuurlijk dan in een interview open ben.

Mensen zeggen dat ook: ‘je bent zo open’. Ik zit niet bij Linda op de bank, of weet ik veel hoe ze ook allemaal heten, bij Jinek ofzo. Je moet natuurlijk wel uitkijken wat je zegt en tegen wie je het zegt en wat ermee gebeurt maar ja aan de andere kant heb ik ook zoiets van ‘dit ben ik’. Het is geen biecht maar dit is wel de realiteit, mijn leven is zoals het gegaan is en ik probeer dus hier op mijn plek in deze context eerlijk en open te zijn en voor God te staan. En dus, ja, mijn vrienden weten meer dan de krant. Aan de andere kant: het moet geen tegenstelling zijn. Ik bepaal zelf wat ik vertel. Nogmaals: ik kijk op naar de gekruisigde Christus en dan zie ik daar dus een openheid van God en kwetsbaarheid ook en dat kruis dat draag ik, dat onderga ik en daarin ligt ook weer redding. Daar ligt ook de weg naar heden.

Die kracht is precies wat Paulus zegt ‘niet ik maar Christus in mij’. Daar gaat het over en dat is mijn kracht. Die zal er zijn naarmate mijn ego kleiner wordt, ruimte biedt. Het is allemaal Christus in mij die heerschappij en de leiding neemt. Er is in die ontlediging, in dat leeg worden van jezelf, ook het kruis: dat is ook weer participeren in het kruis van Christus. Tegelijkertijd is het ook de weg naar de opstanding, zit daar de eeuwigheid in. Dat blijft natuurlijk een heel lastig proces omdat, nogmaals, we zitten ook vast aan deze aarde. En ik natuurlijk ook gehecht ben aan mensen en aan dingen. Elke morgen heeft ook zijn verslaving of het nou koffie is of de computer: we moeten er allemaal toch een weg in vinden. De krant of het nieuws of een mooie film.

Dat je tegelijkertijd ook kunt zeggen ‘ik mag ook mijn ontspanning hebben’. Dat hoort er ook bij, we zijn geen bovenaardse wezens, een soort geesten in een jutezak ofzo, nee, we zijn mens van vlees en bloed. Die balans dat vind ik dan in het Benedictijns leven weer terug. Dat is dan de intuïtie die ik als kind, als jongeman had. Die zich, voor mij in ieder geval, heeft bewezen dat dit leven de balans biedt. In ieder geval toch de voorwaarde schept waardoor mijn leven in balans kan zijn op dat punt zodat het geestelijke, het lichamelijke, het spirituele en het psychologische verstandgevoel in harmonie kan zijn in een totaal ‘ik’ door God geleidt en toch open, gastvrij naar de mensen. Dat is natuurlijk een voortdurend zoeken. De omstandigheden veranderen voortdurend.

Adbij Slangenburg VredesgroetDe vragen die naar ons toekomen, de mensen die naar ons toekomen: hoe gaan we daarmee om? We gaan tegenwoordig op vakantie. Ik ga deze maand ook een dag of tien en dan ga ik naar Schiermonnikoog en dan ben ik alleen en dat vind ik heerlijk. Het leven in het klooster is toch hectischer geworden omdat gewoon de hectiek van de samenleving veel dichter komt dan ooit vroeger het geval was door de gasten maar ook door de media. We kunnen ook niet zonder. Noch zonder gasten noch zonder media want de gasten zorgen dat we hier kunnen eten en drinken en die zorgen toch ook dat er geld binnenkomt. De media hebben we ook nodig voor onze contacten. Al is het alleen maar zakelijk (andere kloosters). Je kunt worldwide zijn vanuit je klooster dus dat is ook een beetje een contradictie: je trekt je terug als monnik in de eenzaamheid maar in de eenzaamheid van jouw kloostercel ben je wel met één muisklik eigenlijk worldwide. Dat zijn uitersten. Dat stelt ook allerlei eisen aan ons. Dat maakt het leven in die zin best ‘zwaarder’: het komt allemaal veel dichterbij.

Vroeger was er heel veel geregeld. Ik heb eigenlijk de eerste 20 jaar van mijn kloosterleven een vrij beschermd leven geleid en toen ik hier kwam, wist ik echt niet wat een brood kostte bijvoorbeeld. Toen ik voor het eerst op vakantie ging en voor mijn eigen kostje moest gaan zorgen is dat ontzettend goed voor mij geweest. In de supermarkt heb ik mij staan vergapen aan het assortiment toetjes bij de Spar op Schiermonnikoog dat op een gegeven moment iemand tegen mij zei ‘meneer, loopt u eens door!’. Ik dacht van wat moet ik nou kiezen, zoals een kind in de snoepwinkel. Zoiets is eigenlijk ook een goed beeld van deze tijd. Ik bedoel veel mensen buiten het klooster worden daardoor ook gewoon apathisch omdat er zoveel te kiezen is dat niemand meer weet wat die moet kiezen. Want als ik die smaak neem dan kan ik dát niet proeven. Je kan ook denken ‘morgenochtend dan’ maar dan willen we ook alles.

Het leven is zo, en dan komt de monnik weer, morgen kun je een ander soort vla nemen en de dag erna weer een ander soort en dan heb je ze toch allemaal een keer geproefd maar wij willen alles, tegelijk, nu. Dat is natuurlijk ook een beetje de imperatief van het internet van ‘ik wil nú dit’. Dus ik druk op de knop en dan bestel ik dat en dan komt het binnen 24 uur liefst nog. Dus dat dwingende van ‘ik wil het hebben’ maar dat je dus ook keuzes moet maken, ook in een relatie, je kunt niet met iedereen tegelijk een relatie hebben, dus je sluit altijd iets uit als je kiest. En dáár hebben we zo’n moeite mee.

Dat is natuurlijk voor een monnik ook: je kiest voor Christus en daarmee sluit ik andere mogelijkheden af. Ja, dat is zo. Er is ook een broeder weggegaan na een half jaar al. De dreiging van zijn tijdelijke gelofte was eigenlijk al genoeg waardoor hij dus helemaal eigenlijk in paniek raakte, zo van ‘ik kan niet garanderen dat ik over een jaar nog datzelfde gevoel heb, dat ik daar nog achter kan staan’. Wij noemen dat dan ‘bindingsangst’. Iemand die al een kloosterervaring had gehad, 10 jaar daarvoor, wist waar hij aan begon en zelf ook erkend leraar van beroep, dus geen domme jongen, die dan uiteindelijk ook schrijft van ‘hoe bizar is het maar ik kan het niet, ik kan het niet’. Dan denk je ‘dat doe je dan toch?’. Ik weet het toch ook niet over een jaar maar goed ik kan er mee leven. Een ander kennelijk niet.

Daar heb je het dus ook weer: een gevoel van verwonding; ‘waar komt dat vandaan?’ gaan we dan vragen en daar zit toch de verlatingsangst achter van de verwaarlozing. Als je als kind verwaarloosd bent door je ouders. Ja, dan is het natuurlijk dat je je dan niet durft te binden. Ook in relaties was dat een probleem. Toen het hardop gezegd werd hier toen was ie natuurlijk in denial. Toen was hij boos dat we dat zo bestempelden maar toen we een lang gesprek hadden gehad en ik zeg ‘hoe zou je dit dan noemen?’ toen kon hij er niet omheen. Die confrontatie, dat hele proces van zwakte, dat is ook weer zwakte, durf ik dat wel hardop te zeggen: ‘maar ja dat kan toch eigenlijk niet’. Je verstand zegt ’nee’ en je gevoel roept van ‘ik durf niet’. Nou ja, dat is ook een realiteit.

Dus ik hoop dat zo’n confrontatie op zich een begin kan worden van een bewustwording. Dat je natuurlijk als mens daarmee niet gefaald hebt maar dat het een uitdaging kan zijn voor een nieuwe start en een stuk heling (weer) van jezelf waardoor je wel in staat zou kunnen zijn ‘ik ben niet afhankelijk van die ander voor mijn existentie, voor mijn geluk’. Ik ben en ik kan me vrij toevertrouwen aan iemand, zelfs al zou die me in de steek laten, doet dat niks af aan mijn waardigheid, aan mijn waarheid als mens. Dat is een weg te gaan. Daar zit dus ook: de kracht is uit zwakte ‘als ik zwak ben dan ben ik sterk’ zegt Paulus ook. Dus die zit daar in want dan vertrouw je werkelijk op Gods kracht en niet meer op ‘eigen’.

 

Twee laatste vragen: aan de ene kant heb je ook al een Facebook account, al een redelijke tijd.
Al een tijdje maar ik doe er eigenlijk niks mee. Op een gegeven moment word je erheen getrokken, je wordt uitgenodigd en ik dacht ‘waarom ook niet’.

Wij hebben hier in huis ook broeders die met de verbouwing van de abdij allerlei foto’s en informatie stuurden en anderen konden zo met ons meeleven. Dat heeft ook wel goed gewerkt. Dat is een stukje je gezicht laten zien.

Aan de andere kant: ik zag gisteren van RKK de documentaire over de Slangenburg abdij en ik was zo geraakt door wat je over je mediatie zei. Kippenvel, zo bijzonder.
Dat was ook een heel bijzonder moment moet ik zeggen. Dat overkwam mij ook. Achteraf maakte ik me ontzettende zorgen over ‘oooh, wat gaan ze ermee doen?’. Je weet hoe dat gaat met zo’n programma. Ze kunnen je maken en breken als ze willen. Dus ik heb vertrouwd op Leo Feijen en Hella van der Wijst, de regisseur. Het is er goed uitgekomen maar dat is ook een stuk kwetsbaarheid. Die snik en die traan. Ik zat zelf te kijken de eerste keer en dat was belangrijk voor mij zonder het oordeel van de andere broeders maar ik merkte toen ik het terugzag dat ik dezelfde emotie had en toen dacht ik ‘dit is echt’. Dat is voor mij geruststellend, het is niet sentimenteel, het kwam echt uit het diepst van mijn wezen ‘dat ben ik’. Dat is ook een stuk acceptatie van mezelf geweest van ‘dit is dus Henry’ en dat mogen ze ook zien.

Dit is zo’n puurheid, de echtheid, ik moest bijna zelf huilen van dat je zo geraakt bent
Ja, nogmaals dan past het. Dan klinkt dat natuurlijk. Ik heb geen bewijs meer nodig: dit doet God met de mens en het is dus ook in zekere zin een getuigenis. Het is geen gerookte zwam of navelstaarderij of een concept van wat we allemaal zelf aan het bedenken zijn. Het is gewoon: de Onzichtbare, de Eeuwige breekt gewoon in bij ons. En dat gebeurt als je daar voor open staat dan gaat het aan den lijve en dan ja, dan merk je, zo’n snik is ook de onmacht. Dan begin ik zelf bijna weer [tranen schieten in Henry zijn ogen]: de onmacht van de eeuwigheid in het aardse. Je klapt bijna uit elkaar. Het is bijna niet bij elkaar te houden. Het is zoveel. Ik moet er gewoon mee uitkijken anders zou ik de hele dag zitten snikken bij wijze van spreken. Dat kan ook niet.

Van de mystici lees je dan en denk je ‘ja, dat zal wel waar wezen’. Een voorbeeld: ik heb ooit gelezen over de Heilige Filippus Neri en dat er na zijn dood een soort autopsie was en toen ontdekten ze dus dat z’n borstkast was uitgezet op de plaats van zijn hart. De doktoren zeiden dat hart is bijna geëxplodeerd. Dus dat. Dat je zoveel kunt houden van God dat je lijf het niet aan kan [diepe emotie]. Zie je: dat is ontzettend. Zo is het.

Bij Pater Helwig vond ik het zo ontroerend dat hij op zo’n leeftijd, al 92, een paar dagen voor zijn sterven dan op zijn kamer ligt en in heel zijn onmacht (hij kon niet meer lezen en dat was het ergste wat hem overkwam, altijd gelezen) zegt ‘ik kan niet meer lezen’ en toen zei ik ‘wat heb je nou altijd gezegd in de meditatie: stilleggen van het doen’. Dus tot z’n laatste snik en dat ie dan toch zegt ‘ik wil naar huis’. Dat vond ik zooo, dan ben je dus al 70 jaar in het klooster en dan was er nog steeds dat verlangen. Dat vond ik zo mooi. Dat is groter dan wijzelf. Zo sterk.

Ik wilde dit al op mijn vierde jaar. Dus dat is ook niet te verklaren, dat is een intuïtie. Mijn moeder zei met mijn abtskeuze ‘ja!’ terwijl ze me nooit gestimuleerd heeft, mijn intrede eigenlijk een groot verlies vond, maar zei ‘dit heb ik altijd in je gezien’ en ik: ‘he?’. Ja, dat kunnen moeders dan zeggen. Ik dacht ‘hallo, wat is dit, wat is dit toch?’. Dat gevoel gehad hebben van dat op een of andere manier het ooit met mij zou gebeuren, al 35 jaar geleden. Dan dacht ik ‘ga toch weg, dat is helemaal niet aan de orde’. Dat is nou eenmaal zo. Er is een hogere regie en wij, wij zijn zwakke mensen. Dat wringt soms en dan komt er een traan.

Dank je voor het interview. Ik heb zelf een paar keer bijna moeten huilen. Dank je. Heel inspirerend als voorbeeld dat je zo open en eerlijk en wijs bent
Met al mijn beperkingen.

Bijzonder dat je vader ook eigenlijk gezegd had dat je nooit van hun geweest was. Dat is ook bijzonder
Dat zijn zo van die bekentenissen want mijn moeder was daar niet bij. Het was pas veel later (mijn vader was al gestorven) en ik zeg ‘dat moet jij mij nou toch eens zeggen’. Toen viel het echt helemaal stil ‘heeft ie dat gezegd?’. Ik zeg ‘ja, is het dan niet waar?’, ‘ja’ zei ze. Toen kwam het eigenlijk dus pas. Zij heeft dat dus nooit durven te bekennen. Ze zei ‘het klopte wel’. Maar ze had kennelijk ook nooit van mijn vader verwacht dat hij dat zo beleefd heeft. Daar is kennelijk nooit meer over gepraat. Daar kan ik me iets bij voorstellen hoor. Maar ja, dat is ook een soort menselijke onmacht van ‘we kunnen het niet’ dus dat is voor mannen en vrouwen vreselijk vernederend. Naar de dokter gaan was er ook niet bij.

Je trad met zo’n mankement niet naar buiten. Dat bidden voor hun zo’n ultieme stap was en toen daarna dus pas eigenlijk, toen was ik dus 20, tot bewustzijn kwam van ‘oh wacht even, ik heb toen eigenlijk iets beloofd en dat wordt nu ingewilligd, dat moet nu ingelost worden, daar moet ik nu toestemming voor geven’.

Sint Willibrords abdij

Henry Vesseur

Henry Vesseur

Note: speciale aandacht voor de verbouwing van het klooster zoals Henry in het interview ook aangeeft en dat veel geld gekost (totaal 1,5 miljoen). Donaties zijn welkom (IBAN NL34RABO0115300627 t.n.v. Sint Willibrordsabdij te Doetinchem)

You may also like...

1 Response

  1. gevandersteen@hetnet.nl says:

    Dag Dom Henry,
    Afgelopen zondag 15 mei, zagen we onverwacht, tijdens het zappen, een bekende op de TV.
    Even terug zei Thea: “Dit is mijn neef!”
    Voor deze zomer hebben wij een fietsroute uitgestippeld: Vanuit Voorhout/Lisse via Lelystad, Kampen, verder langs de IJssel tot Doetinchem/Slangenburg. We zouden het vreselijk leuk vinden om je daar te ontmoeten.
    Vriendelijke groeten van je nicht Thea/Groenen-Vesseur en haar vriend Gé van der Steen.

Leave a Reply to gevandersteen@hetnet.nl Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.

Secured By miniOrange